EU-landen met de grootste koopkracht, Nederland verrast

In dit artikel:

Manners bracht recent de modale netto-inkomens per Europees land in kaart en plaatst Nederland met €31.981 in de subtop. Omdat nominale lonen weinig zeggen zonder naar lokale prijzen te kijken, is er een koopkrachtaanpassing toegepast (de zogeheten PPS) om te laten zien wat dat inkomen werkelijk waard is in termen van een standaardmandje goederen en diensten.

Het principe is illustratief: tijdens de Duitse hyperinflatie van 1923 had vrijwel iedereen enorme biljetten maar kon je nauwelijks iets kopen; omgekeerd lijkt een modaal salaris in Ethiopië extreem laag, maar lage prijzen voor basisgoederen verlagen de kloof. De PPS rekent uit wat een inkomen kan kopen voor items als voedsel, brandstof, huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs en overige consumptiegoederen.

In de koopkrachtgerangschikte lijst blijft Luxemburg bovenaan. Zwitserland zakt twee plaatsen: Noorwegen en Oostenrijk staan nu hoger. Polen is de grootste stijger: het modale inkomen is daar relatief laag (€11.921), maar na correctie komt de koopkracht uit op ongeveer €18.064, waardoor het meerdere hogere nominale inkomens passeert — factoren als een eigen munt, lage werkloosheid en sterke groei helpen daarbij.

Nederland klimt één plek op de koopkrachtlijst en staat nu op plaats vijf. Hoge woonlasten drukken onze koopkracht, maar relatief goedkope boodschappen, onderwijs en kleding compenseren dat deels, waardoor ons land zowel nominaal als naar koopkracht tot de rijkere EU-leden hoort.